15
Agatha geen manuscript met miniaturen meer gemaakt.’
De prior zwijgt en trommelt met z’n vingers op de harde kaft van
het grote boek. Folcmar zou heel graag vragen de miniaturen te
mogen zien, maar hij is bang dat de prior al bladerend de inktvlek-
ken zal tegenkomen. Dan schiet de prior rechtop en zegt op heel
andere toon: ‘Drie middagen per week help je broeder Petrus in het
scriptorium. Droom niet meer over de ouders die jou in de steek
lieten. Ze willen niets meer van je weten, anders waren ze in deze
vijftien jaar wel naar je komen vragen. Laat dít je leven zijn!’
Prior Ludolphus zet met een forse zwaai het grote boek rechtop en
wijst naar het merkteken op de rug: een kruis in een cirkel met de
letters ‘Agta’, het teken van het kruisherenklooster Sint Agatha aan
de Maas.
Folcmar komt te laat in de les. In z’n flapperende habijt haast hij
zich door de donkere gangen. Broeder Johannes de Lumine is al
begonnen en leest een Latijnse les voor. Folcmar sluipt naar binnen
en probeert de vlug uitgestoken voet van Wolbert te ontwijken.
Dinther en Geryt zitten stijf rechtop en schijnen zijn late komst
niet eens op te merken.
Snel zitten en goed luisteren, straks moeten die moeilijke Latijnse
zinnen herhaald worden. Op elk tafeltje staat een bakje met was
klaar. Ernaast ligt een scherpgesneden houtje, alvast voor de schrijf-
les natuurlijk. Magister Johannes deelt snippers perkament uit met
wat korte zinnetjes erop. Als hij ze plechtig neerlegt, zegt hij bij elk
van hen hetzelfde: ‘Schrijf dit over op je wasbord. En let goed op de
eerste letters van elke zin.’
Folcmar herkent het meteen; het is een lofzang ter ere van Johan-
nes de Doper:
Ut que-ant la-xis
re-so-na-re fi-bris
mi-ra-ges-t-rum
fa-mu-li tu-o-rum