‘We moeten vluchten,’ sprak ze in geaccentueerd Engels. ‘Hij komt
terug.’
Nina vond eindelijk de kracht omweerstand te bieden aan de sterke
greep van de vrouw. ‘Er is een kind,’ bracht ze uit, en wees met een
vinger naar de bus. ‘Daar. Daarbinnen.’
‘Er is geen tijd,’ vervolgde de vrouw, haar greep op Nina’s arm
verrassend sterk.
Ergens diep in het bos blafte een hond. Eén ruit van het achter-
raam van de bus spatte plotseling uiteen in honderden glitterende
projectielen. Toen de groenogige vrouw in elkaar kromp, benutte
Nina het moment om haar arm los te rukken. Ze begon in de
richting van de kleine hand te rennen die langzaam langs het raam
naar beneden begon te glijden.
t
13
1...,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12 13