7
Hoofdstuk 1
Maartje fietst langzaam naar school. Stomme leestoets! Ze
heeft er nu al buikpijn van en niet zo’n klein beetje ook.
De rekentoets gisteren ging best goed. Hoewel... die ver-
haaltjessommen waren lastig. Daar kan ze nog wel veel fou-
ten in gemaakt hebben. Ze zucht.Waarom dwarrelen de let-
ters altijd voor haar ogen of wisselen ze stiekem van plek?
Daar krijg je rare dingen van! Ze wordt nog rood als ze
eraan denkt hoe ze haar uitlachten toen ze las: ‘Een reep is
gezond.’ Ze was blij dat ze ‘gezond’ redelijk vlot kon lezen,
maar toen zelfs de meester begon te lachen, wist ze dat ze
iets doms had gezegd. Reep moest natuurlijk peer zijn. Hoe
ze ook haar best doet, ze weet nooit zeker of er echt staat
wat zij leest. Peer wordt reep, niet wordt tien, woorden ver-
dwijnen en soms slaat ze zonder het te merken regels over.
In de verte hoort ze de bel gaan.Verschrikt kijkt ze op haar
horloge. Het klopt! Het is al tijd! Staand op de trappers
racet ze het laatste stuk naar school. Het plein is al bijna
leeg, ze ziet geen meesters en juffen meer lopen. Fietsen op
het plein is streng verboden, maar te laat in de klas komen
ook, daarom fietst ze naar de overkant van het plein waar
het fietsenhok staat. Ze graait haar tas uit haar fietstas en
holt naar binnen. Ze hoort de harde lach van meester Vogel
uit de personeelskamer komen. Meteen loopt ze rustiger,
want de meester haalt nu koffie in zijn thermosmok waar
het deksel al lang van verdwenen is en daar kan hij toch ook
niet mee hollen. Ze hangt haar jas en tas aan de kapstok en
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,...15