15
schalt over het stillewater. ‘Ha... eenvis, eenenormdikke vis.’ De
gebogen stok van de visval is met de mand omhoog geschoten.
In de mand zit een grote, zware vis, een aimara, wel de helft van
Elka’s eigen gewicht. Die vis is de mand in gezwommen. Door
zijnwilde bewegingen omweer los te komen, is de overgebogen
stok losgeschoten en zit de vis gevangen.
Terwijl hij in zijn uitgeholde boomstam staat, reikt Elka naar de
mand en met een krachtige zwaai gooit hij de grote vis in zijn
kano. De vis maakt schokkende bewegingen en doet de kano
heen en weer schommelen. Elka voelt nieuwe kracht door zijn
lichaam stromen. Nu kan hij naar huis.
Met gespannen spieren slaat hij de peddels door het water. Met
alle macht jaagt hij de kano over de rivier. Bij het eerste daglicht
bereikt hij de aanlegplaats voor debotenbij het dorp. Daar sleept
hij de vis uit deboot, hijst hemdanop zijn schouder enklimt dan
zo snel hij kan met de zware buit langs het steile pad omhoog.
Het pad voert langs het hoge riet waarvan demannen hun lange
pijlenmaken.Verder gaat er eensmal paddoor eendichtbegroeid
stuk oerwoud. Hier waren vroeger akkers, die allang verlaten
en overwoekerd zijn. Elka gaat zijn weg in dit smalle voetspoor.
Hij springt over omgevallen boomstammen en struikelt bijna
over een liaan.
Nog voordat hij de open plaats van het dorp bereikt, hoort hij al
het blaffen van de honden. Het dorp is ontwaakt.
Er is al veel bedrijvigheid deze vroege morgen. De rook van
kookvuren inhet grote gemeenschapshuis kringelt vanonder het
bladerdak naar buiten. Tussen de hutten blijven rook en walm
benauwend hangen.
Elka haast zich naar de opening in de grootste hut. In zijn haast
ontwijkt hij maar nauwelijks twee vrouwen, die voorovergebo-
gen met een zware bos brandhout op hun rug het dorpsplein
oplopen. Ook kan hij nog maar net om de ingewanden van een
geslacht bosvarken heen. Het afval is na het slachten blijven lig-
1,2,3,4,5,6 8,9,10,11,12,13