20
zakken. Zijn greep om de knots verslapt. Hij is de verliezer. Dan
buigt hij zich over de twee jongens voor hem op de grond. Met
een ruk slingert hij Elka opzij, buigt zich over het pasgeboren
kind, heft het in zijn handen omhoog en geeft het aan de moe-
der. Terwijl Tumika naar de opening van de hut strompelt, sist
hij tegen Elka: ‘Ik wou dat ik erbij was geweest toen jij geboren
werd. Dan had ik je meteen gedood en had jij dit kleine, waar-
deloze ding nu niet kunnen beschermen.’
De wachtende grootmoeder neemt de scherpgetande varkens-
kaak, snijdt daarmeedenavelstrengdoor enzegt iets tegenElka’s
oudere zus.Die trekt eendun touwtjeuit haar heupbandenbindt
daarmee de navelstreng bij de baby af. Het meisje wast de baby
in een lemen pot met lauw water. Ze geeft het schone kindje
aan de grootmoeder en die geeft het jongetje aan de wachtende
moeder in de hangmat. De moeder omhelst haar kind en drukt
het aan haar borst. Eindelijk, na zoveel geboorten met verdriet,
mag zij haar kind zelf houden. Met ongewone tederheid zegt ze
tegen Elka: ‘Kleine jongen, nu heb jij een broer.’
Een paar vrouwen blijven met de gelukkige moeder praten.
Anderen ruimen de hut leeg. ‘We zullen hem Yakuta noemen,’
zegt de moeder, ‘zo heette zijn gestorven oom ook.’ ‘We zullen
heminbananenbladerenwikkelen tegende koudeochtendmist.
We moeten gaatjes in zijn oren prikken en daar touwtjes door
doen. Ook zullen we bandjes om zijn benen binden net onder
de knie. Hij zal een mooie, goede jongen worden’ - even komt
er een zorgelijke rimpel in haar gezicht – ‘als de kwade geesten
hem tenminste niet in hun macht zullen krijgen.’ Elka, die zich
ineensweer kind voelt, begint te huilen vanblijdschap. Hij heeft
nu een broertje!
Waarom hebben zoveel mensen in die hut met gezag tegen
Tumika geroepen: ‘Doodt het kind niet! Hef het op! Het moet
leven!’? Was er een nog onbekende kracht uit het eeuwige, die
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 13