14
mannen hemwegduwen als de pot met de cassavedrank rond-
gaat in de kring. Dan zullen ze hem uitlachen en mopperen, en
zeggen dat hij nog te klein is om in de kring te zitten en mee te
drinken. Hij moet vis vinden en hij moet vlug naar huis.
Want thuis... daar is zijn moeder, en deze morgen zal haar kind
geborenworden. Hij wil op tijd thuis zijn, voordat de baby komt,
want hij moet het kind beschermen. Als hij niet op tijd terug is
in het dorp, zal die vreselijke, boosaardige Tumika, zijn stief-
vader, het kindje kunnen doden. Hij heeft immers al zo vaak
een kindje gedood…
Sneller jaagt de kano langs de oever. Maar hoe snel hij ook pro-
beert vooruit te komen, hij vindt zijn tempo veel te laag. Zal hij
dan helemaal geen val met een flinke vis vinden?
Steeds gaan zijn gedachten terug naar zijn moeder. Wat zal hij
vinden als hij in het dorp terugkomt? Als het kindje al geboren
is, zal hij dan op de bananenbladeren op de grond een lévende
baby vinden? Een roze en huilend kindje, een broertje waar hij
zo naar verlangt? Of zal hij bij de gloed van de fakkel een klein
levenloos lichaampje met ingeslagen schedel zien?
Zal hij nog op tijd thuis zijn? Deze vraag golft met het ritme van
elke beweging vande peddel door zijn gedachten. Hij stopt even
om zijn pijnlijke spieren rust te geven.
Een nieuwe vraag komt in hem op, die nog meer zorg geeft. Als
hij wél op tijd terug zal zijn, kan hij dan ook werkelijk zijn stief-
vader tegenhouden, als die van plan is het kind te doden? Hij,
Elka, is nog maar zeven grote regentijden oud.
Voor de tweede keer remt hij met zijn peddel de kano af. Bij het
flakkerende licht vande fakkel glinsterende rode kralenstrengen
om zijn hals. Zijn oorringen zijn met vogelveertjes versierd. De
fakkel werpt even een fellere lichtgloed in ’t rond, waarbij zijn
naakte, bruine lichaammet de rode lendendoek in de lichtkring
komt.
Ineens ziet hij de laatste visval langs de oever. Hij lacht. Zijn lach
1,2,3,4,5 7,8,9,10,11,12,13