11
Inleiding
De avond viel vroeg die dag. Ik moest nog wennen aan de
uitbundige geluiden uit het oerwoud. De cicaden lieten een
schel fluitend geluid horen, de een nog harder dan de ander. In
gedachten liet ik de gebeurtenissen van de dag aan me voor-
bijgaan. ’s Morgens vroeg het vertrek vanuit Paramaribo, vanaf
het vliegveld met de veelzeggende naam
Zorg en Hoop
. Voor
we opstegen, sprak de piloot onder de vleugel een gebed uit en
vroeg omGods bewarende hand. Tijdens de vlucht kwamen we
in een onweersbui terecht. De Heere bewaarde.
En toen zat ik in een indianenhut in een onmetelijke Amazo-
nejungle en dacht na over het gesprek dat ik had met Pesaihpe,
het stamhoofd vandeTrio-indianen. Hij verteldeme iets over de
weg van het Evangelie in dit ondoordringbare, onherbergzame
gebied. Een verhaal van Gods trouw en liefde voor mensen.
Na verloop van tijd werd het me steeds duidelijker. Dit verhaal
over de Heere Jezus, Die mensenlevens verandert en over de
werking van Gods Geest, moest verder verteld worden.
Zo kwamhet dat ik door wat ik over ‘chief’ Elka, deWaiWai-indi-
aan hoorde en las, zo ontroerd werd, dat ik een sterk verlangen
kreeg zijn levensverhaal op te schrijven. Het verhaal gaat over
Elka’s bekering, uit een diepe geestelijke duisternis tot het licht
van de Heere Jezus, de blinkende Morgenster.
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,...13