‘Negen flesjes Cassis,’ antwoordde Abdel.
‘Cassis?’ reageerde de bewaker argwanend. ‘In onze automaten zit
geen Cassis.’
Abdel schrok. De bewaker had gelijk en daar had hij helemaal niet
bij stilgestaan. ‘Ik heb dit meegenomen op verzoek van de project-
leider,’ verzon hij ter plekke.
De bewaker keek hem fronsend aan. ‘Mmm... vreemd verzoek.
Sinds wanneer is Cola of Sprite niet goed genoeg meer?’
‘Goede vraag, maar dat weet ik ook niet,’ antwoordde Abdel. ‘Een
verzoek van de projectleider leggen wij niet zomaar naast ons neer.’
De bewaker pakte een flesje uit de doos en bekeek het etiket. Achter
hen claxonneerde een auto en de bewaker keek op. Er stonden al
acht auto’s achter hen en zuchtend legde hij het flesje terug.
‘Nou, het zal wel. Rij maar door,’ zei hij tegen Abdel.
Abdel zuchtte onhoorbaar van opluchting, sloot de deur weer af,
stapte in en reed door naar de eerste boortoren. De controle had
hem flink wat zweetdruppels gekost en hij blies de spanning uit met
een diepe zucht. De onbekende Saoediër had hem gewaarschuwd
dat het geen ongevaarlijk klusje was, maar nu hij er echt mee
bezig was, werd hem dat ook wel duidelijk. Hij dacht aan Fellah
en dat gaf hem nieuwe kracht om vastberaden door te gaan met
zijn opdracht. Alle risico’s waren acceptabel om zijn woestijnroos
weer te laten bloeien.
Abdel parkeerde zijn busje bij de zij-ingang van het gebouw vlak
naast de boortoren en stapte uit. Hij stak zijn hand op naar een
paar mannen die naar buiten liepen en opende fluitend de achter-
deur van zijn busje. Hij pakte een flesje uit de doos en ruilde hem
om voor een flesje Cola. Hij deed de deur op slot en liep naar de
ingang van de kantine. Er waren weinig mensen aanwezig in de
kantine, het was nog te vroeg voor pauze, en geroutineerd vulde
hij de automaat bij. Hij keek om zich heen en zag dat niemand
aandacht aan hem besteedde. Abdel pakte het flesje Cassis en liep
de gang in naar de boortoren.
9
1,2,3,4,5,6 8,9,10,11,12,13