Hoofdstuk 1
20 juni, Abu Dhabi
De schreeuw van Fellah weerkaatste tegen de muren. Het was een
uiting van wanhopige pijn. Abdelhamid Mugallad schrok er niet
van. Niet meer. Dit hoorde erbij.
Toch sneed het gekerm door zijn ziel. Iedere keer deed het hem
meer pijn. Fellah’s pijn wenste hij niemand toe en zeker niet zijn
grote liefde. Ze was het licht in zijn ogen en de zon in zijn leven.
Hij liep naar het bed waar Fellah op lag en boog zich over haar
heen. Liefdevol streek hij met zijn hand over haar wang en kuste
voorzichtig haar gebarsten lippen. Ze sloeg haar ogen op en Abdel
keek in twee glanzende poelen vol pijn.
‘Dit is niet vol te houden,’ zei ze zacht. ‘Mijn botten branden als
hete lava.’
Abdel keek haar zwijgend aan. Hij voelde woede door het besef
dat Fellah geen pijn zou hoeven lijden. Als hij voldoende geld
zou hebben, kon ze waarschijnlijk zelfs genezen. De botziekte van
Paget veroorzaakte een versnelde afbraak van de botten bij Fel-
lah. Normaal gesproken zijn opbouw en afbraak van de botten in
evenwicht, maar door deze aandoening was het evenwicht verstoord
vanwege een te grote activiteit van osteoclasten, wist hij inmiddels
van haar arts.
Hij werkte als kantinemedewerker bij ZakumDevelopment Com-
pany, kortweg ZADCO, dat het grote olieveld Zakum exploiteerde.
Zijn salaris was ontoereikend om Fellah een goede behandeling te
laten geven.
5
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,...13