Middernachttrein - page 3

10
Het is helder weer, ik kan ver kijken. Het water is zo’n eind
buiten de oevers van de Honey Creek gekomen dat het al
onder aan de heuvel staat waar de koeien en Grey en Black,
de paarden, grazen. Het water heeft hen op een stukje land
ter grootte van onze schuur gedrongen.
Er moet niet meer regen vallen. Als het water nog hoger
komt, zal ik door de modder moeten waden om de bees-
ten achter ons huis onder te brengen. Het biggenhok staat
gevaarlijk dicht bij het water.Waar moet ik de biggen laten?
In onze keuken soms? Ik moet in mezelf lachen bij het idee.
John zou het geweldig vinden. Eindelijk speelkameraadjes!
Het lijkt alsof wij nu tegen de rivier aan wonen. Ik kan mij
niet meer voorstellen dat we in de droge tijd een paar minu-
ten moeten lopen om bij het water te komen.
De spoorbrug, die normaal zijn stevige pijlers laat zien tot
aan de gemetselde stenen, staat nu zo diep in het snelstro-
mende water dat de spetters op het hout van de spoorbielzen
zitten. Het ziet eruit alsof de brug aan het verdrinken is.
Ik houd van het water van de Honey Creek en van het water
van de Des Moines rivier. Ik houd ervan en tegelijk heb ik er
een hekel aan. Ik houd ervan omdat het zo mooi is, ’s och-
tends vroeg en ’s avonds laat; de waas die optrekt vanuit de
rivier, de wind die fluistert door de riethalmen. Maar ik heb
er ook een hekel aan omdat al dat water hetzelfde is: mooi
om te zien, maar tegelijkertijd koel en dodelijk.
Met treinen is het hetzelfde. Ik houd van het geluid van de
stoomlocomotief die belt voordat hij de brug opkomt en
met het geratel van de wielen het water overstemt. Ik wacht
’s avonds vaak op het geluid van de stoomfluit door de nacht,
omdat dat zo mooi klinkt, en toch ben ik bang voor de trei-
nen, omdat ze er zijn voordat je er erg in hebt en ze alles
vernielen wat hen in de weg staat.
’s Nachts, als ik wakker lig, luister ik naar de geluiden van de
1,2 4,5,6,7,8,9
Powered by FlippingBook