11
de ander begint te grinniken. Sommigen gesmoord. Anderen wat
luidruchtiger.
Opnieuw belandt er een propje op Monica’s tafel. Ze vouwt het open:
Als je hier in de buurt blijft, is het niet erg.
Monica krabbelt: Het is wel erg. We gaan naar de Veluwe.
Ze vouwt het briefje weer dicht en gooit het achter zich op de tafel
van Rosanne.
‘Wát?’ klinkt het daarna heel luid achter haar. Monica draait zich
onmiddellijk om en legt een vinger op haar lippen. ‘Sssst.’
Rosanne kijkt haar met grote ogen aan en begint dan snel weer te
schrijven.
Het briefje belandt weer bij haar: Kun je niet proberen hier te blijven?
Wij kunnen jou niet missen en Tim zal het verschrikkelijk vinden.
Monica kijkt naar Tim, die enkele tafels voor haar zit. Zijn donkere
krulhaar is net iets te lang, vindt ze. Monica grinnikt. Tim piekert
er niet over om de schaar erin te zetten, want hij is er heel trots op.
Tim liep haar achterna toen ze vorig jaar bij hem in de klas kwam.
En hij houdt het nog steeds vol om haar leuk te vinden. Andersom is
het niet zo. Ze vindt Tim een bluffer. Altijd weet hij het beter. Nee,
Tim is haar type niet.
Ik moet Tim niet, schrijft ze.
Even later leest Monica: Het klinkt wel leuk: Monica Uittenbogaard.
Monica schudt haar hoofd. Hoe krijgt Rosanne dit verzonnen? Tim
heet zo. Met een gemaakt boze blik kijkt ze achterom. Ze maakt drei-
gend een vuist naar Rosanne, die giechelend haar schouders ophaalt.
‘Als je nog eens wat weet...’ zegt Monica.
‘Over die verhuizing hebben we het straks wel, in de pauze. Dat mag
natuurlijk niet doorgaan,’ zegt Rosanne.
‘Ha, alsof mijn vader zich daar iets van aan zou trekken...’
Onwillekeurig zijn ze wat luider gaan praten. Het gaat net iets mak-
kelijker dan via het briefje. Monica zit nu opnieuw negentig graden
gedraaid op haar stoel.
‘Monica, kom jij eens naar voren en laat me zien wat jij van de les
1,2,3,4,5,6,7,8 10,11