5
Het is woensdagmorgen en Isa is lekker vroeg. Ze heeft zin
om voor schooltijd even bij oma langs te gaan.
Maar als ze voor het huis van oma staat, ziet ze iets raars.
De gordijnen zitten dicht.
Wat? Heeft oma zich verslapen? Isa loopt het paadje naar
de voordeur op.
‘Isa, doe je mee? Het is knikkertijd.’
Knikkertijd? Sinds wanneer dan? Isa draait zich meteen om.
Op straat staat Rosa, haar beste vriendin. Ze rammelt met
een zakje knikkers.
Isa vergeet aan te bellen en holt terug naar de straat.
‘Hoe weet je dat?’ vraagt ze. ‘Dat het knikkertijd is?’
‘Als wij ermee beginnen, is het zo,’ lacht Rosa. ‘Let maar op.’
Even later willen steeds meer kinderen meespelen.
Rosa leent haar knikkers aan iedereen uit. ‘Alles wat je ver-
liest, moet je morgen teruggeven,’ zegt ze. ‘Je moet het wel
zelf onthouden.’
Slim van haar, vindt Isa.
Er klingelt eenbel.Meester Johannes staat bij de schooldeur.
Rosa raapt snel haar knikkers bij elkaar.
‘Zie je,’ zegt ze, ‘nu is de knikkertijd echt begonnen.’
Als Isa tussen de middag met mama een boterham eet, moet
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,...14