16
Vaders bruine wangen zien plotseling grauw. ‘Heer, luistert u toch.
Mijn broer is een onbelangrijke dienaar van de schout. Ik heb hem
jaren niet gezien. Hij kan niets voor u doen.’
De Franse bevelhebber verstaat het niet, maar snapt ongeveer wat
vader zegt. Zijn ogen bliksemen en op felle toon snauwt hij iets
tegen de tolk. Die duikt een beetje in elkaar.
‘Lompe boer, je moet gehoorzamen. Je zorgt voor waardevolle
informatie, dan blijven jullie in leven. Je boerderij zal niet in brand
gestoken worden en je schuur ook niet. De markies zal je zelfs flink
belonen.’
De Rochefort grijnst als een agressieve vos zijn tandvlees bloot.
Michael schrikt als de markies naar hem wijst en iets zegt. De tolk
schraapt zijn keel en zegt: ‘Jongen, jij moet naar Amsterdam. Een
jonge knaap valt niet op, je vader wel. Jij gaat je oom bezoeken.
Breng geen valse informatie, want we hebben overal spionnen. We
kunnen je dus controleren. Over vijf weken zoek je de markies en
mij op. Waarschijnlijk zijn we in Utrecht. Blijf je weg...’
De tolk maakt een gebaar naar het boerderijtje en lacht.
‘Ja,’ kraait Ludwig. ‘Dan gaat dit allemaal in de fik!’
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11 12