15
‘Zeg dat wel, want zijn broer is de schout van Amsterdam.’
De tolk houdt verrast zijn adem in en zet een paar grote ogen op.
Markies De Rochefort merkt de verbazing van zijn tolk en vraagt
op hoge toon wat er is. De tolk slingert er een paar snelle zinnen
uit. Markies De Rochefort springt op en grijnst breed. Hij vraagt
iets en de tolk geeft de vraag door.
‘Is jouw broer echt de schout van Amsterdam?’
‘Ach, welnee. Ik heb een broer in Amsterdam, dat wel. Maar schout
is hij niet,’ zegt vader geschrokken.
‘Hij liegt,’ snauwt Ludwig. ‘Iedereen hier in de buurt weet het. Zijn
broer is als jonge vent naar Amsterdam gegaan. Hij trouwde met
een Amsterdamse en werd poorter van de stad. Nu is hij schout.’
Het is niet waar, weet Michael. Natuurlijk heeft hij een oom Mat-
thijs in Amsterdam. Hij heeft ook het poorterschap van de stad,
maar schout is hij echt niet. Vader schept graag een beetje op tegen
de buren.
De Rochefort houdt een heel verhaal tegen de tolk en steeds dwa-
len zijn ogen naar vader. Die kucht nerveus en stapt van de ene op
de andere voet.
Dat heb je nu van al die stomme praatjes, denkt Michael kwaad.
Albert is een snoever, zeggen ze hier in de buurt. Zijn koe geeft de
meeste melk, zijn rogge staat er het mooist bij. Tenminste, dat zegt
hij zelf.
Wat is de Franse generaal van plan?
De tolk draait een halve slag en zegt: ‘Luister, boer. De markies
zegt dat niemand het Franse leger kan tegenhouden. Er is maar één
sterke stad in Holland en dat is Amsterdam. De stadswallen zijn
hoog en er staan tweehonderd kanonnen opgesteld. Prins Willem
wil het gebied voor Amsterdam onder water zetten.’
De tolk krabt even nadenkend aan zijn oor, alsof hij daar de woor-
den van De Rochefort heeft opgeslagen.
‘Markies De Rochefort wil informatie over de verdediging van
Amsterdam. Welke burgemeester kan hij omkopen? Kan jouw
broer de schout zorgen dat een van de stadspoorten ’s nachts open-
gaat? Kan het Franse leger door de ondergelopen polders?’
1...,2,3,4,5,6,7,8,9,10 12