11
‘Moet je zien,’ zegtTaco als hij ’s middags met Jelle enVincent
op zijn kamer zit. Hij rommelt in zijn schooltas en haalt het
papiertje eruit. ‘Dit vond ik vanmorgen in mijn tas.’
Jelle pakt het papiertje aan, vouwt het open en leest het hard-
op voor.
‘Wat?’ roept Jelle. ‘Wie heeft dit geschreven?’
Taco haalt zijn schouders op. ‘Kweenie. Het handschrift zal
wel verdraaid zijn.’
‘Lennard?’ vraagt Vincent.
Taco kijkt peinzend voor zich uit. ‘Dat dacht ik eerst ook, maar
ik weet niet of hij het durft.’
‘Hier.’ Jelle geeft hem het papiertje terug. ‘Ze kunnen beter
van jou afblijven.’
‘Beter wel. Anders gebeurt er met hén iets ergs.’Taco laat zijn
spierballen zien. Hij mag dan de kleinste van de jongens zijn,
hij is wél sterk.
‘Heb je een blaadje?’ vraagt Jelle.
Taco trekt zijn bureaula open en gooit een kladblok naar zijn
vriend. ‘Wat moet je ermee?’
‘Een lijst met verdachten maken. Heb je een pen?’
Taco gooit een pen naar hem toe. ‘Het moet iemand zijn die
mij irritant vindt.’
Jelle knikt. ‘Een saai iemand dus.’ Hij trekt de dop van de pen
af en krast op het papier. ‘Deze doet het niet.’ Hij gooit de pen
terug.
Taco stopt hem in zijn etui.
‘Waarom smijt je hem niet gelijk weg?’
‘Doe ik nog wel een keer.’Taco gooit het etui naar zijn vriend.
‘Zoek maar iets wat het nog doet.’
‘Lekker makkelijk ben jij.’
