z o n d a g 1
w o e n s d a g
1. Vraag:
Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?
[Behandelde tekst: Johannes 15:26]
Het is niet zonder reden dat deHeere deHeilige Geest ‘Trooster’ noemt, namelijk
alsof Hij daarmee wilde zeggen: Ik weet hoe het met u zal gaan, dat u bij uzelf
weinig en in de wereld helemaal geen troost zult vinden. In deze nood wil Ik u
niet laten zitten en zover in demodder laten komen [=Duits gezegde] dat u daarin
verdrinken moet. Als er dan voor u geen troost meer in de wereld te vinden is en
u geheel bevreesd en beangst geworden bent, dan zal Ik de Heilige Geest tot u
zenden, Die de ware Trooster is. Hij zal dan in uw hart tot u spreken, zodat u niet
wanhopigwordt,maar dat uHemhoort en u houden zult aanwatHij tot u spreekt.
Er zijn twee soorten troost, die zich hier scheiden. De ene is de troost van de
wereld – want de wereld zal zich verblijden (vgl. Johannes 16:20) – die troost is
vals en onecht, die rust daarop dat iemand vertrouwt op bezit, eer, macht, of op
vriendschap en voorspraak van vermogende en machtige mensen. ‘Van dit alles’
– zegt Christus – ‘zult u, Mijn jongeren, echter niets hebben. Deze dingen zullen
juist allemaal tegen u en niet vóór u zijn, zodat de wereld haar macht, eer, bezit en
kracht tegen u zal gebruiken en u daarmee wil verdrukken en vervolgen. Daarom
moet u niet schrikken als u deze troost van de wereld niet hebt, want het is maar
een ellendige, nutteloze troost, die niet langer duurt dan dat een gevaarlijke ziekte
of kwaal, ja, zelfs hoofd- of buikpijn, u overvalt. Dan is deze troost alweer voorbij.
Ik wil u echter een andere Trooster zenden, de Geest der waarheid, Die u dán zal
troosten wanneer u angstig, bevreesd, ellendig en arm bent, zowel vanwege de
mensen als vanwege uw eigen hart.’
Want waar droefheid en treurigheid overheerst, daar is niet de plaats waar de Hei-
lige Geest, de Trooster, thuis is. Deze Trooster heet nu ook Geest der waarheid,
want Hij troost niet zoals de wereld troost, waarin geen zekerheid is – maar Zijn
troost duurt eeuwig en kan niemand bedriegen.
Hauspostille 1544, gepredigt zu Hause, 1530-1535, vgl. WA 52, 306, 10-34
lezen: johannes 15:18-27, kerntekst: vers 26
