Verlaat niet wat Uw hand begon - page 10

16
hebben naar het jaar der vrijlating.Wel een openbaring vanChristus gehad
in hun leven, weleens mogen staren op het LamGods Dat de zonden der
wereld wegneemt, maar dat zij nog met een openstaande schuld over de
aarde gaan en dat Goddelijke recht voor hen nog niet is voldaan. En nu
zijn er wel zaken die in hun leven gepasseerd, beleefd en ondervonden
zijn, maar toch, de weldaad van de vergeving der zonden missen ze nog.
Sommigemensenwillen hen gerust stellen door ze te wijzen op verschil-
lende zaken, die wel vruchten van het leven kunnen zijn, en zijn, maar zij
wordenmeer enmeer bevreesd ommet zulke mensen om te gaan, omdat
er eigenlijk in de grond van de zaakmaar één gegrond en zuiver kenmerk
vanhetwaarachtige levenGods is, namelijk dat zij als een verloren zondaar
of zondares hun zaligheid hebben leren zoeken en gevonden hebben in
Christus Jezus. Waar het hen om te doen is? Dat Christus als de Zoon
Gods ook tegen hen persoonlijk zegt, als tegen die zondares in Lukas
7:48: ‘Uw zonden zijn u vergeven.’
Er zullen zielen zijn, die met het oog op de wisseling van het oude en
nieuwe jaar gezegd zullen hebben: Heere, zal ik nu weer met die oude
schuld het nieuwe jaar inmoeten? Hun schuld is weleens bedekt geweest,
toen zij in de liefde Gods mochten delen.Het is weleens geweest alsof zij
geen zondemeer hadden, toen zij indat volbrachte Borgwerk vanChristus
mochten inblikken, doch bedekte schuld is geen vergeven schuld. Het is
weer teruggekomen.Maar Heere, als het nu eens in een weg van recht en
gerechtigheid vergevenmocht worden, geworpen in een zee van eeuwige
vergetelheid. Dat God hun schuld nooit meer gedenken zou, wat zou dat
toch een blijdschap voor hun ziel zijn. Het is weleens zo sterk in hun ziel
geweest in het uitzien naar die weldaad, dat zij hebben gezegd: O God,
als dat nu in mijn ziel gebeuren mag, als Uw eigen werk, dan zou het in
mijn hart zijn als de dichter van Psalm 116:11:
Ik zal met vreugd’ in ’t huis des Heeren gaan,
Om daar met lof Uw grote Naam te danken.
Jeruzalem! gij hoort die blijde klanken,
Elk heff ’ met mij de lof des Heeren aan!
1,2,3,4,5,6,7,8,9 10
Powered by FlippingBook