(7
Wie nu lag verloren
onder Godes Wet,
die wordt opnieuw geboren,
door Hem gezet
in de vrijheid die God
uit genâ Zijn kind’ren geeft.
Door Hem aangenomen
is ’t die eeuwig leeft;
die eeuwig leeft.
Mag ik aangenomen
worden tot Uw kind?
Dan gaat Gij, Heere, tonen
hoe Gij bemint.
Zend Uw Geest ook in mijn
hart, die roepen leert tot God:
‘Abba, Vader!’ laat het
zijn mijn eeuwig lot;
mijn eeuwig lot.
Nog eens zal er komen
volheid van de tijd.
Als deze tijd gaat over
in d’ eeuwigheid.
Christus komt dan weder
in Zijn volle heerlijkheid.
Ied’re knie zal buigen
voor Zijn majesteit;
Zijn majesteit.
d
1,2,3,4 6,7