6)
De volheid des tijds
W
I J Z E
: N
U
Z I J T
WE L L E COME
Jezus is gekomen
na zo lange tijd.
Hij is van God verkozen
van eeuwigheid.
Toen de tijd pas vol was,
toen, en eerder kon het niet.
Toen ging God vervullen,
ja, toen is ’t geschied;
is het geschied.
Toen werd Hij gezonden,
Hij, Gods eigen Zoon.
Verliet Hij (wat een wonder!)
Zijn hemeltroon.
Hij kwam naar deez’ aarde,
mens geworden uit een vrouw.
Wat zo lang voorzegd was,
schonk God in Zijn trouw;
God in Zijn trouw.
Hij, Die zonder zonde
werk’lijk heilig was,
Hij kwam alsof, o wonder,
Hij zondaar was.
Zo werd Hij beladen
met een grote zondeschuld.
Wat Gods Wet vereiste,
werd door Hem vervuld;
door Hem vervuld.
1,2,3 5,6,7