(5
‘Ga uit uw land en maagschap,
ja, uit uws vaders huis.’
Zo klonk met kracht Gods boodschap
tot Abram - ’t was geen kruis.
Al werd hem niet gewezen
waar eens zijn tent zou staan,
hij luisterd’ in Godsvreze.
Gelovig zou hij gaan.
‘’k Zal uit u eenmaal maken’,
sprak God, ‘een zeer groot volk.
U zult tot eer geraken;
wees zegenend Mijn tolk.’
Zo komt alom op aarde,
tot elk geslacht dat leeft,
de Schat van grote waarde,
Die God aan Abram geeft.
Al Jakobs zonen kwamen
bij vaders sterfbed saâm.
Hij noemde al hun namen
en zegend’ in Gods Naam.
‘’t Is Juda, ja, ’t is deze!
Uit u komt Silo voort.
Gehoorzaam zullen wezen
de volken op Zijn woord.’
Toen David wilde bouwen
een tempel tot Gods eer,
zei Nathan in vertrouwen:
‘Dit wil ook God de Heer’!’
Toch moest hij wederkeren.
God sprak: ‘Straks bouwt uw zoon.
Na u zal hij regeren;
uw zaad blijft op de troon.’
1,2 4,5,6,7