4)
De komst van de Messias
W
I J Z E
: B
E V E E L
G E RU S T
UW
WE G EN
De Christus is geboren,
in ’t Paradijs beloofd.
Het mensdom lag verloren
in Adam, aller hoofd.
’t Verbond met God verbroken,
de mens moedwillig viel.
Werd het door God gewroken
naar lichaam en naar ziel?
‘Waar zijt gij?’ klonk in Eden
tot vluchtenden Gods stem.
De mens had overtreden
en vreesde nu voor Hem.
In plaats van moeten sterven
sprak God van ’t nieuw verbond:
God zal genâ verwerven,
de Zoon, Die Hij Zelf zond.
‘O satan, ’k zal u zetten
tot vijand van de vrouw.
Haar zaad houdt nu Mijn wetten,
het blijft Mij eeuwig trouw.
Uw zaad blijft u behoren;
maar ’t Vrouwenzaad komt op.
Uw strijd is dan verloren,
’t vermorzelt u de kop.’
‘Gezegend zij de Heere;
Hij is de God van Sem.
Dat Jafeth steeds vermeêre;
God zegene ook hem.’
’t Beloofde zal straks komen,
geschonken in Sems tent.
Door Noach werd vernomen
hoe God Zijn Zoon eens zendt.
1 3,4,5,6,7