9
vlakbij haar was, keek ze om, verbaasd.
‘Gid, is het al half vier?’
‘Allang,’ zei hij. ‘Mag ik de sleutel?’
Ze zocht in haar zakken, vond niets en staarde naar de rol-
lende golven alsof die de sleutel hadden opgeslokt.
‘In uw tas,’ zei Gideon. Hij pakte de boodschappentas op,
die tegen haar benen leunde. Ze zocht opnieuw.
‘O ja, daar heb ik ’m. Maar ik ga mee. Naar huis, Gid.’
Ze pakte zijn hand.
Er zat niets anders op. Als hij niet meeging, stond ze hier
om half zes nog. Hij trok zijn schoenen aan. In de ver-
te voetbalden de jongens. En toen ze langs de drukste
strandopgang kwamen, leek het alsof hij Eveliene hoorde
lachen. Hij stond stil.
‘Ik moet naar huis,’ zei mam. ‘Gideon kan zo komen. En
een dichte deur is zo vreselijk voor dat jochie.’
Gideon slikte. ‘Misschien moet u dat jochie een sleutel
mee naar school geven,’ zei hij.
Mam schudde haar hoofd. ‘Ben je mal! Er zijn al genoeg
sleutelkinderen. Ik moet gewoon op tijd thuis zijn. Gewoon
op tijd...’
Ze keek opzij, ontdekte hem. ‘Och Gid...’
Gideon kreeg haast. Als mam ging huilen, en daardoor nog
meer treuzelde, kwamen ze vast Jon tegen. Of een van de
anderen.Wat zouden ze lachen als ze hem zagen. Hand in
hand met zijn moeder!
‘Het komt wel goed, Gid,’ zei mam. Ze kneep in zijn hand
en ze zuchtte. Daar was hun huis. Hij hielp mam de sleutel
te vinden.
‘Is daar iemand?’ klonk buurvrouws stem alweer. Ze kon
wel solliciteren voor waakhond!
‘Alles goed, Stina!’ riep mam terug. Ze ging koffiezetten,
1,2,3,4 6,7,8