7
Het was half vier op zijn horloge.Waarom ging die school-
bel niet? Hij wilde weg. Het waaide veel te hard om binnen
te zitten. Gideon zuchtte eens diep. De schoolbel klonk er
dwars doorheen.
‘Een zucht geeft lucht,’ zei de meester. Hij knipoogde.
‘’t Blijft hier anders heet,’ zei Gideon.
‘Misschien moeten we allemaal heel hard zuchten,’ riep
Jon. Een paar meiden begonnen al.
De meester vouwde zijn handen. Gezongen hadden ze al,
een half uur lang. Ze zongen altijd op donderdagmiddag
en normaal gesproken vond Gideon het een van de leuk-
ste uren van deze dag. De meester dankte. Gideon hoorde
alleen het ‘amen.’ En meesters ‘nog een fijne middag en tot
morgen.’ Hij greep zijn jas.
‘Ga je nog naar het strand, Jon?’
Jon sperde zijn mond wijd open en wees naar zijn tanden.
‘Ik moet naar de tandarts van mijn moeder.’
Hij zocht naar zijn fietssleutel. Dat deed hij elke dag wel
twee keer.
‘Alleen moeders verzinnen zoiets,’ zei Eveliene en ze keek
alsof ze iets heel vies moest eten.
‘Ik kom vanavond wel even langs.’ Gideon holde het plein
af. De harde wind joeg tegen hem aan. Hoe zou het met
mam zijn?
Toen hij hun straat inkwam, zag hij het al. Het rolgordijn
1,2 4,5,6,7,8