11
‘Zorg je dat je niet te laat terug bent?’ zegt moeder.
Ze staat op om de theepot en de kopjes op te ruimen en
strijkt hem even door z’n haar.
Hij knikt.
‘Tot zo dan, vent,’ zegt ze.
‘Lida?’ roept vader vanuit de slaapkamer.
Ralf had nog wat willen zeggen, maar moeder is al op weg
naar vader.
Hij schiet z’n jas aan, al vindt hijzelf dat hij die eigenlijk
niet meer nodig heeft. Maar moeder wordt boos als ze hem
zonder jas ziet.
‘Het is nog maar mei,’ zegt ze dan.
Henri staat al op hem te wachten.
‘Waar bleef je nou, man!’ roept hij ongeduldig, nog voor
Ralf bij hem is. Ralf zegt maar niets. Hij kan moeilijk zeg-
gen dat hij een koekje bij de thee heeft gehad en dat hij alle
kruimels van zijn kiel heeft afgegeten voordat hij kwam.
Henri zou hem uitlachen. Bij Henri hebben ze elke dag wel
koek bij de thee. Henri’s vader heeft een winkel. Hij ver-
koopt wasmiddel, zeep, bleekmiddel, petroleum en kero-
sine voor kachels. Mensen komen met een blikje of een
emmertje de kerosine halen.
Het huis waar Henri woont, staat op de hoek van de Berg-
polderstraat. Het is een huis met een echt balkon. Be-
neden is de winkel, boven wonen ze. Ralf mocht een keer
op het balkon staan. De deuren stonden open. Lekker dat
het rook! De frisse wind woei door zijn haar toen hij vanaf
het balkon naar beneden keek.
‘Kom op man, we gaan niet naar de markt, we gaan naar de
haven! Ik heb van Jotta gehoord datter bij de Wilhelmina-
kade een schip met oorlogsspul is angekomme, kom mee!’
1,2,3,4,5,6 8,9