10
naar gevoel in zijn buik als hij dat hoort. Want Lowietje is
best, die doet nooit wat. Die zit heel de dag op de trap te
spelen met twee bakjes en een handje oude knopen.
‘Aaah, aaah!’ zegt Lowietje en hij probeert Ralfs kous te
grijpen als hij langsloopt. Ralf ruikt de doordringende plas-
geur die om het jongetje hangt en hij trekt zijn been weg.
‘Tot zo, Lowietje,’ zegt hij vriendelijk, ‘ik ga wat drinken en
dan ga ik met Henri mee.’
Vlak voor hij hun voordeur ingaat, kijkt hij nog even achter-
om. Lowietje kijkt al niet meer naar hem, maar hij heeft de
rode knoop in zijn vingers en laat die met een tik in een van
de bakjes vallen, terwijl hij tevreden voor zich uit zoemt.
‘Hoe was het?’ vraagt moeder. ‘Heb je goed je best gedaan?’
Hij schuift zijn stoel bij de tafel. Moeder schenkt een kop
thee voor hem in.
‘Ja hoor,’ mompelt hij.
Er zijn koekjes bij de thee.
‘Bent u naar de bakker geweest?’ vraagt hij, de eerste hap al
in zijn mond. Moeder lacht en knikt.
‘Neemt u er geen een?’
‘Ik heb er al een op, joh.’
Met moeder moet je dat maar afwachten. Het zou hem niks
verbazen als ze alle koekjes voor hem en vader bewaart. Ze
zegt daar dan niets over, ze doet dat gewoon. Net zoals ze
op vaders en zijn bord altijd de meeste aardappels schept.
En als ze een keertje vlees hebben, neemt ze zelf het aller-
kleinste stuk.
Hij eet voorzichtig rond het nootje op het koekje heen. Dat
is het lekkerste. Als hij zijn thee op heeft, eet hij het laatste
stukje koek met het nootje op en plukt voorzichtig alle krui-
mels van zijn kiel.
1,2,3,4,5 7,8,9