10
God heeft dus alle dieren geschapen.Wie weet nog op welke
dag?´
Veel kinderen steken hun vinger op. Dat is makkelijk.
‘GodheeftAdamenEvaheerschappij gegevenoverdedieren,’
gaat juf verder. ‘Wat betekent dat moeilijke woord?’
Er gaan weer een heleboel vingers de lucht in.
‘Dat ze de baas zijn over de dieren.’
‘Goed, en wat doe je als je de baas bent over dieren?’
‘Goed voor ze zorgen natuurlijk,’ zegt Renske.
‘Ja, maar de dieren moeten wel naar jou luisteren,’ zegt
Jeroen. ‘Als ik een hond had, dan moest hij wel doen wat ik
zeg. Want dan was ik de baas!’
‘Nou, dan ga je op een hondencursus,’ zegt Evelien.‘Dat heb-
benwij ook gedaan.Daar leren honden omgoed te luisteren.’
‘Ikneemveel liever eenpoes,’ zegt Jeroen.‘Poezenzijn leuk, je
hoeft ze niet uit te laten.Ze liggengezellig inhuis te spinnen.’
‘Maar je moet ze wel een bandje omdoen,’ zegtThijs. ‘Anders
krijgen ze vlooien en mijn moeder wil geen vlooien in huis.’
Renske denkt erover na. Hun poezen hebben helemaal geen
bandje. Het zijn magere scharminkels. En ze liggen nooit
gezellig in huis te spinnen. Misschien hebben ze ook wel
vlooien. Maar opeens weet ze het. Er zijn verschillende
soortendieren endus ook verschillende soortenpoezen.Hun
poezen zijn geen huisdieren. Ze horen buiten op de boerderij.
Renske haalt opgelucht adem.
‘Onze buurman slaat zijn hond,’ zegt Evelien. ‘Dat vind ik
nog eens gemeen.’
‘Dat is het zeker,’ zegt juf. ‘Je mag de baas zijn, maar je moet
wel goed zijn voor je dieren.’
Ze schrijft ondertussen allemaal dingen op het bord.
1,2,3,4,5 7,8,9,10,11,12