7
Kakelen
als een kip zonder kop
‘Sander, wacht op mij!’
Renske trekt haar fiets uit de schuur. Ze ziet dat Sander het
erf al bijna af rijdt. Maar hij moet op haar wachten. Ze wil
niet alleen naar school fietsen. Dan moet ze langs het huis
van Peters en daar loopt een grote herdershond. Die rent
haar altijd achterna. Wel aan de andere kant van de sloot,
op zijn eigen erf, maar toch…
‘Wat ben je laat,’moppert Sander.‘Wemoetenkeihard fietsen
om nog op tijd te zijn.’
‘Ik moest toch iets meenemen? Wat heb jij bij je?’
‘Hoezo? Wat zou ik bij me moeten hebben?’
‘Het is vandaag dierendag,’ zegt Renske. Dat Sander daar
niet aan heeft gedacht. Ze mogen altijd iets meenemen naar
school. Ietswatmet dieren temakenheeft.Geenechtedieren,
want sommige kinderen in de klas zijn allergisch.
‘Ik ga heus geen knuffeltje meenemen, hoor, als je dat soms
bedoelt. Dierendag is voor kleine kinderen.’
‘Niet waar,’ zegt Renske. ‘Het is voor iedereen. We moeten
toch goed voor de dieren zijn? Ook als je groot bent, hoor.’
Sander zegt niks. Hij fietst hard door. Renske moet op de
trappers stampen om hem bij te houden.
‘Ik heb een ei meegenomen,’ zegt ze hijgend.
‘Een ei? Wat moet je daar nou mee.’
Renske lacht geheimzinnig. ‘Het is een groei-ei. Als het goed
is, komt er straks in de klas een kuikentje uit.’
1,2 4,5,6,7,8,9,10,11,12