8
Sander houdt zijn trappers even stil.
‘Echt waar? Geinig.’
Ze komen langs het huis van Peters. Gelukkig, denkt Renske,
de hond is nergens te zien. Dat is meestal zo als ze samen
met Sander fietst of met een vriendin. Het lijkt wel of die
hond het ruikt als ze alleen is. Want dan rent hij wel altijd
een eind mee.
‘Dus jij vindt zo’n groei-ei ook leuker dan een knuffel?’
‘Zeker weten. Hoe kom je eraan?’
‘Mijn moeder had ze pas gezien in de stad en er een paar
voor mij meegenomen. Ik had er nog eentje liggen.’
Renske trapt lekker hard door. Ze wil nu snel op school zijn.
Het lijkt wel of ze het laatste stukje vliegen.
Na tien minuten zijn ze al bij de Dorpsstraat. Op de hoek bij
het plein staat de school. Renske hoort de bel.
‘Opschieten,’ zegt Sander. ‘We zijn nog net op tijd.’
De juf heeft het bord versierd met vrolijke tekeningen van
dieren. Daaronder heeft ze geschreven:
Wat betekent dierendag?
Renske loopt naar haar plaats,halverwegede rij bij het raam.
Behalve kinderen zitten er vandaag ook een heleboel die-
ren in de klas. Op bijna elk tafeltje staat een dier. Renske
schuift snel op haar eigen stoel. Ze kijkt opzij. Jeroen heeft
een poesje meegenomen.
‘Leuke knuffel,’ zegt ze.
‘Ja, hebben jullie thuis een poes?’
‘Wel meer dan één.’
‘Huh? Is dat echt waar? Hebben jullie ook weleens jonge
katjes?’
1,2,3 5,6,7,8,9,10,11,12