Maar die de H
EERE
verwachten, zullen de kracht vernieuwen.
j e s a j a 4 0 : 3 1
de zoen- en kruisverdiensten van Jezus en
wordt gewerkt door de Heilige Geest.
Gaan wij zó, in diepe afhankelijkheid, arm
in onszelf, het jaar in, maar ... de Heere
verwachten? Nee, de Heere Zelf verwach-
tende! Want alléén Zijn komst is het, die
ons heil volmaakt, altijd weer.
Niemand is een christen die iets van zich-
zelf verwacht. Verwachten is uitzien met
verlangen,maar ook zeker zijn van de komst
des Heeren. Het nieuwe leven hongert naar
God.
In dit verwachten is het
geduld
ingesloten,
maar ook de lijdzaamheid van de hoop. Lijd-
zaamheid zet de kroon van de bedroefdheid
op het leven van de godsvrucht. Dit woord
geduld
is geschikt voor een vader in Chris-
tus, maar ook gepast voor een zuigeling in
de genade.
De kracht
vernieuwen.
We worden kort
gehouden, ook al hebben we overvloed.
Vernieuwen, omdat wij onvolmaakt zijn in
alle genadegaven. De kracht vernieuwen
met het oog op de verheerlijking van Gods
deugden. Zonder nieuwe toevoer droogt
de bron op en wij zijn stom. Verwachten,
telkens weer, om ook telkens te ervaren dat
de Heere niet vergeefs laat wachten, maar
spreekt: ‘Zie, hier ben Ik, zie, hier ben Ik.’
Het vuur gaat uit zonder brandstof, de lamp
gaat uit zonder olie. We beschikken niet
over een reservefonds, maar moeten van
genade leven, die uitgedeeld wordt keer op
keer. ‘O Israëls Verwachting, zijn Verlosser
in tijd van benauwdheid!’
l e z e n : j e s a j a 4 0 : 2 5 - 3 1
4 j a n u a r i
H
ET kan soms zijn dat de klacht wordt
geslaakt: ‘Mijn sterkte is vergaan, en
mijn hoop van de H
EERE
.’ Jammerlijke taal.
Doch gij, o mijn ziel, zwijg Gode, van Hem
is mijn verwachting. Ik verwacht de Heere,
mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn
Woord.
Ja, de Heere zegt dan Zelf in onze ziel: ‘Gij
zult weten, dat Ik de Heere ben, dat zij niet
beschaamd zullen worden die Mij verwach-
ten.’ Dat woord eet ik op en het is tot spijs
vanmijn ziel, want in Gods beloften ligt voe-
dende, versterkende en verblijdende kracht.
Ook dit jaar zal het aan moeite en strijd
niet ontbreken. Zeker en gewis, omdat
God waarachtig is. ‘Wij hebben de strijd
niet tegen vlees en bloed, maar (...) tegen
de geestelijke boosheden in de lucht.’ En in
ons is geen kracht tegen de grote menigte
die ons tegenkomt.
Ja, dan dalen wij af in het dal van ootmoed
en hebben geen verwachting van onszelf,
maar een sterke Held staat ons terzijde,
bij Hem heeft de Heere voor Israël hulp
beschoren.
De zonden zullen het ons ook bang maken
telkens weer, maar het bloed van Jezus
Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle
zonden, en wij hebben een Voorspraak bij
de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige.
Heden laat de Heere ons zien de plichten
van de godzaligheid, dat is het kruisigen van
de oude mens, het wandelen in Zijn wegen.
Wat zal ervan terechtkomen? En toch, hier-
toe bent u geroepen, ‘heilige broeders, die
de hemelse roeping deelachtig zijt’.
Dit verwachten van het geloof is vrucht van