10
        
        
          ‘Ja leuk, je had toch wat nieuws?’
        
        
          ‘Een rood straalvliegtuig. Dat kun je ombouwen tot een stunt-
        
        
          vliegtuigenhet heeft bewegende roerenendraaibarevleugels.’
        
        
          ‘Gaaf.’
        
        
          Even later zetten de jongens hun fiets in de garage. Floris’
        
        
          moeder zit aan tafel de krant te lezen en kijkt verbaasd op als
        
        
          de jongens binnenkomen.
        
        
          ‘Wat komen jullie hier doen? Luuk, weet je dat ze je overal aan
        
        
          het zoeken zijn?’
        
        
          ‘Ja, dat weet ik. Maar ik ga nu niet naar huis.’
        
        
          Het blijft even stil. Zou ze het goed vinden, of is ze ook boos
        
        
          dat hij is weggelopen van school?
        
        
          ‘Bel dan in ieder geval dat je hier bent.’
        
        
          ‘Nee, dat durf ik niet.’
        
        
          ‘Waarom niet?’
        
        
          ‘Dan moet ik natuurlijk gelijk naar huis komen.’
        
        
          ‘Goed, dan bel ik wel. Maar als je moeder niet wil dat je hier
        
        
          blijft, moet je echt naar huis hoor.’
        
        
          Hij knikt. Gelukkig mag hij van haar in ieder geval blijven.
        
        
          Floris trekt een groot krat onder zijn bed vandaan. Trots haalt
        
        
          hij zijn nieuwe vliegtuig eruit.
        
        
          ‘Van wie heb je die ook al weer gekregen?’ zegt Luuk.
        
        
          ‘Van opa Dekker, toen ik daar aan het logeren was. Ga je een
        
        
          keer mee logeren bij opa en oma? Dat mag vast wel van hen en
        
        
          het is daar echt heel leuk. Ze wonen in dezelfde boerderij als
        
        
          mijn oom en tante. Je mag altijd helpen bij het voeren van de
        
        
          dieren, opde trekker rijdenof gewoon lekker opde trampoline
        
        
          springen. Zullen we dat vragen?’
        
        
          ‘Het lijkt mij wel leuk. Kun je daar ook hutten bouwen?’