7
        
        
          H o o f d s t u k 
        
        
          Er valt een briefje op Luuks tafel.
        
        
          
            Ga je vanmiddag mee tennissen?
          
        
        
          
            Doei, Amber
          
        
        
          Tennissen, vanmiddag? Luuk staart even voor zich uit. Dan
        
        
          ziet hij de andere kinderen van de tennisclub ook weer. De
        
        
          laatste keer had hij van hen gewonnen, maar hij heeft nu al
        
        
          vier maanden niet meer gespeeld. Zou hij nog net zo snel zijn?
        
        
          Zijn slag was het hardste van allemaal.
        
        
          Zoudenzeer ietsover zeggen, ofmisschienalleenmaar kijken?
        
        
          Nee, het wordt nooit meer zoals het was.
        
        
          
            Ik ga niet mee.
          
        
        
          De letters staan op het briefje voor hij er erg in heeft.
        
        
          ‘Luuk, wat ben jij aan het doen?’
        
        
          Hij kijkt op, recht in het vragende gezicht van de meester. Die
        
        
          leunt achterover in zijn stoel. Voor hem op het bureau ligt een
        
        
          grote stapel rekenschriften en zijn rode pen wiebelt tussen
        
        
          zijn vingers.
        
        
          ‘Niks, meester.’
        
        
          ‘Je doet in ieder geval niet wat je moet doen. Geef dat briefje
        
        
          maar hier, en waar is je schrift?’
        
        
          ‘Weet ik niet.’
        
        
          ‘Natuurlijk weet je dat wel. Wat heb je gemaakt?’
        
        
          ‘Niks.’