9
is anders wel haar schuld dat hij nu weer in de problemen zit.
Snel pakt hij zijn jas van de kapstok. Niemand te zien in de
gang. Toch moet hij nog langs een paar lokalen. Laat die jufs
maar denken dat hij naar de tandarts moet. Buiten ademt hij
even diep in. Het plein is leeg. Als hij het plein af fietst denkt
hij na. Waar zal hij nu naartoe gaan?
Nee, niet naar huis, want op donderdag is zijn moeder thuis.
‘Hé, zit je hier? Ze zijn je overal aan het zoeken!’
‘Hoi. Wie zijnmij allemaal aan het zoeken dan?’ Luuk laat zijn
benen in het water bungelen, de kringen in het water worden
groter en groter. Hoelang zit hij hier eigenlijk al? Twee uur,
drie uur?
‘Jemoeder, demeester ennog eenpaar.’ Floris komt naast hem
zitten op de steiger.
‘Ze zijn zeker boos?’
‘Weet ik niet. Je moeder keek eerder bang.’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Zal wel ja. We zouden vanmiddag
toch gaan voetballen?’
‘Kunnen we niet beter naar jouw huis gaan? Dan is je moeder
ook niet meer ongerust.’
Hij duwt zichzelf omhoog uit het gras en loopt naar zijn fiets.
Floris zal vanzelfwel achterhemaankomen.Dat doet hij altijd.
Zou zijn moeder thuis zijn, of is ze echt ergens anders aan het
zoeken?
Hij fietst de dijk af en slaat bij de eerste straat rechtsaf. Floris
fietst alweer naast hem.
‘Ik ga nu niet naar huis, hoor.’
‘Ga je met mij mee? Dan kunnen we op mijn kamer met tech-
nisch lego spelen,’ zegt Floris.
1,2,3,4 6,7