8
drukte op school.
‘Hé, Nikkie,’ groet Maartje haar.
‘Hoi, alles goed?’ Ze leunt naast Maartje tegen de binnen-
kant van het hek aan.
‘Moet je Sander zien,’ wijst Maartje, ‘hoe die zich uitslooft
met voetballen.’
Een eindje verderop ziet ze Sander heen en weer rennen.
Zijn gezicht ziet rood en zijn blonde haar is nat van het
zweet.
‘Weet je dat je daar goed van kan leren?’
‘Hè?’
‘Echt waar, je krijgt energie van hardlopen.’
‘Aha,’ zegt Maartje, ‘nu snap ik waarom er zoveel mensen
joggen.’
De zoemer gaat.
‘Kom mee,’ zegt Nikkie. ‘Dan joggen we samen naar onze
klas.’
In de klas gaat ze naast Maartje aan haar tafel zitten.
‘Ik was het eerst, ik heb gewonnen,’ fluistert Maartje.
Nikkie pakt haar hand en schudt hem wel vijf keer. ‘Harte-
lijk gefeliciteerd. Ik wist alleen niet dat we een wedstrijdje
deden.’
Maartje grijnst. ‘Ik ook niet.’
‘Jongens en meisjes,’ zegt juf Barbara. ‘Ik wil graag begin-
nen.’
Nikkie recht haar rug. Opletten nu.
Ze haalt haar schouders op. Alles gaat zoals elke dag: bid-
den, zingen…
‘Pakken jullie je taalboeken maar,’ zegt juf Barbara. ‘Zoek
bladzijde 98 op en maak opdracht twee en drie. Ik geef geen
uitleg omdat jullie dit zelfstandig moeten kunnen doen.
Doe je best.’
1,2,3 5,6,7,8