10
maar je moet niet gaan wiebelen. Wacht, komkommer, dat
is leuk en ook lastig.
Joris trekt de komkommer van de lopende band en houdt
hem boven de macaroni. Hij blijft liggen! Nu met zijn armen
wijd. Hij kan het ook met zijn ogen dicht. Simpel.
‘Wat doe juhhhhhhh?!’ Mama’s vraag glijdt uit van de schrik.
Joris voelt opeens zijn maag. Nee, iets hoger. En dan is het
opeens in zijn keel. Hik!
Zijn hand botst tegen iets hards op de band met de bood-
schappen. En dan is het pets. Het klinkt als glas. Kapot glas.
Door de kiertjes van zijn wimpers kijkt Joris omlaag.
‘Wat doe je nu?’ roept mama uit.
Joris schrikt van alle troep die op de vloer ligt. Heeft hij dat
gedaan? ‘Zeurrie,’ zegt hij zacht.
‘Ja, sorry, sorry? Kijk nou wat er is gebeurd!’
‘Ik moest hikken. Ik was bijna gestikt.’
‘Geeft niets, mevrouw,’ zegt de kassameneer.
‘Het geeftwel!’ zegtmama. ‘Vorigeweekwas het ook al raak.’
Joris bukt. Wat ziet hij nou? ‘Hé, dit zijn frambozen!’
Mama stapt opzij, weg van de grote jamontploffing op de
grond. ‘Het zit helemaal op mijn rok.’
Joris telt. ‘Negen! Negen frambozen!’ Drie keer drie is negen.
Mama trekt hem aan de kant. Iedereen in de rij is druk aan
het praten. Mama knijpt in zijn arm. ‘Waarom sta je nou ook
rondjes te draaien? Met al die spullen op je hoofd. Daar ben
je veel te groot voor.’
‘Maar ik kan het wel!’ zegt Joris.
Hij staartnaarderodeglibbervloer.Dezakkenzijngescheurd.
Nu is het net of de macaroni een ongeluk heeft gehad.
1,2,3,4,5 7,8,9