14
3. Opa en oma
Op de hoek van de straat staat een jongetje. Het is Jos.
Aan zijn hand houdt hij een mooie blauwe step.
Met een glimmende bel.
Jos moet telkens even horen hoe leuk die bel klinkt: ringeling!
Hij is al drie keer heen en weer gestept.
Van hun huis naar de hoek van de straat.
En nog zijn opa en oma er niet. Wat duurt het toch lang!
Maar wacht eens, daar komt een fietser de hoek om.
En even later nog een. Ja hoor, dat zijn opa en oma.
Ze zwaaien als ze Jos zien.
‘Ik ben jarig en ik heb een step gekregen,’ roept Jos.
‘Kijk, ik kan al steppen!’ Zo hard Jos kan, stept hij naar huis.
Netjes op de stoep natuurlijk. Opa en oma fietsen lachend mee.
Precies tegelijk zijn ze bij het tuinhek.
‘Zo, grote knecht,’ zegt opa. ‘Wel gefeliciteerd, hoor!’
‘Zo, kleine wildebras,’ zegt oma. ‘Wel gefeliciteerd, hoor!’
Jos krijgt een dikke pakkerd van allebei.
Hij vindt het niet fijn, al dat geknuffel.
Het hoort zeker bij zijn verjaardag.
Ze gaan samen naar binnen.
Opa heeft een grote doos bij zich. Die zet hij op de tafel.
Dan gaat hij in de grote stoel zitten. Bij het raam.
Hij wrijft in zijn handen. Hè, wat ruikt die koffie lekker.
Mama schenkt de koffie in. Ze geeft er een lekkere koek bij.
‘Gezellig is het hier,’ zegt oma.
Jos zegt niets. Hij moet steeds naar de grote doos kijken.
Wat zou erin zitten? Zou opa het vergeten?
Hij mag er niet om vragen.
‘Kinderen die vragen, worden overgeslagen,’ zegt mama vaak.
Jos krijgt het er warm van. Oma merkt het wel.
‘Geef het cadeau nu maar, opa,’ zegt ze.
‘Je moet onze Jos niet zo lang laten wachten.’
1,2,3,4,5 7