10
1. Jarige Jos
Het is vroeg in de morgen.
Het is stil in huis.
Buiten is het niet stil.
De vogels zijn allang wakker. Zij zingen het hoogste lied.
En de zon is ook al op.
Zij schijnt op de bomen en op de huizen.
Zij schijnt in de straten en in de tuinen.
Overal komt de zon. Zij schijnt ook door een kier van een gordijn.
Precies op de neus van Jos.
Hij merkt niet dat de zon op zijn neus schijnt.
Hij ligt heerlijk te slapen in zijn warme holletje.
En kijk eens wie er naast hem ligt!
Dat is Joris, zijn beer. Joris mag altijd naast hem slapen.
Maar nu merkt Jos niets van Joris.
Hij slaapt maar door... hij slaapt maar door.
Klop... klop... klop... klinkt het dan.
Nu schrikt Jos wakker. Hij wrijft zijn ogen uit.
Hoorde hij daar iets? Klop... klop... klop... gaat het weer.
En... de deur gaat open met een grote zwaai.
‘Zijn wij hier bij jarige Jos?’ roepen twee vrolijke stemmen.
Nu is Jos helemaal wakker. ‘Ja!’ roept hij blij.
Wie komen daar binnen? Papa en mama.
Met drie kopjes thee en drie beschuiten.
En papa... papa draagt een heel groot pak.
Wat een feest! Jos krijgt een dikke pakkerd van allebei.
‘Wel gefeliciteerd, hoor vent,’ zeggen ze allebei.
‘Dat je maar een grote jongen van ons mag worden.’
En mama zegt er nog iets bij. Heel zacht.
‘Dat je al vroeg de Heere mag liefhebben met een nieuw hart.’
Jos knikt. Hij weet wel wat mama bedoelt.
Maar nu moet hij steeds aan het grote pak denken.
1 3,4,5,6,7