12
2. Op stap met de step
‘De hele dag ben je jarig,’ heeft mama gezegd.
Fijn! De dag is nog lang niet om.
Papa is naar kantoor gegaan. Hij blijft daar de hele dag.
Mama is in de keuken bezig.
‘Kom Joris, we gaan steppen,’ zegt Jos.
Samen gaan ze naar buiten.
Eerst loopt Jos heel voorzichtig naast de step.
Wat glimt hij mooi! En de bel doet zo leuk. Ringeling!
Jos zet Joris op de plank van de step.
Dan zijn eigen voet erachter.
‘Hou je vast, Joris, daar gaan we!’ roept hij.
Steppen is niet zo moeilijk.
Een voet staat op de plank en een voet moet steppen.
Jos kan het al een beetje. Dat gaat fijn, zeg!
Hij stept verder de straat in.
‘Vind je het ook zo leuk op de step, Joris?’ vraagt Jos.
Hé, wat is dat? Joris zit niet meer op de step.
Jos schrikt ervan. Vlug keert hij om.
‘Joris, waar ben je?’ roept hij hard. O, wat naar.
Nu heeft hij een mooie nieuwe step, maar geen lieve Joris meer.
Jos zoekt heel goed. Met zijn neus bijna op de grond.
‘Pas op, jongen,’ klinkt er opeens een stem.
‘Je maakt bijna een botsing.’
Jos kijkt verschrikt op.
Oei, daar was hij bijna tegen een deftige mevrouw gelopen.
‘Ik zoek mijn beer,’ zegt hij zacht.
‘Hij heet Joris. Hij is van de step gevallen.’
‘O, o,’ zegt de deftige mevrouw. ‘Dat is me wat.
Je hebt zeker veel te wild gestept.’
‘Nee, nee,’ zegt Jos vlug. ‘Ik deed niet wild.
Maar mijn beer moet het nog leren.
Hij ging pas voor het eerst op de step. En ik ook.
1,2,3 5,6,7