18
dikanten ijverig en getrouw waren, dan zou God ons wel
voor ketterij en dwaling bewaren. Dat zou ook zo zijn
als vorsten en heren leiding zouden geven aan hun rege-
ring; dan zouden muiterij, oorlog, oproer en ander onheil
ophouden. Dat geldt ook als elk huis en alle huisgenoten
eerlijk en oprecht zouden zijn, en men zou doen wat men
behoort te doen. Dan zou God gunstig weer, zegen en
groei geven. Maar omdat we niet eerlijk en oprecht zijn,
moeten we ook de straf ondergaan dat de duivel tekeer
gaat en overal onheil aanricht. Immers, omdat we op
Gods Woord geen acht slaan en er ook niet dankbaar voor
zijn, moet Hij ons door dwaalleraars die de wereld met de
valse leer verleiden en kwellen, leren wat voor schat dit is
en waar we die vandaan hebben. Hij moet dan ook heren,
vorsten en ongehoorzame onderdanen leren dat wanneer
Hij oorlog, moord, brand en onenigheid over het land
brengt, dit is opdat ze zullen weten waarvoor en waarom
ze bidden, en Wie ze voor dit goede hebben te danken.
Ook moet God soms een bezoeking of gebrek over ons
huis brengen en de duivel een beetje de ruimte geven om
ons te straffen, opdat Hij niets aan Zijn Goddelijkheid zal
inboeten, maar ons zal leren dat Hij God is. Hij is het, Die
dit goede schenkt en ervoor erkend en geëerd wil zijn. Hij
wil dat wij niet leven alsof wij het van onszelf hadden en
Hem daarbij helemaal niet nodig hadden.
Wij zullen in deze psalm ook horen dat de dichter vooral
klaagt over onze zonde, waarmee wij verdienen dat God
Zijn hand aftrekt en ons straft.
Eerst bidt de dichter dat God vóór alles de zonde van ons
1...,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13 15