13
correctie, verbetering. Immers, in onze gevallen staat zijn wij allen
verkeerd. Dat wat ons onderwijst, moet ons corrigeren. We kunnen
niet onderwezen worden om goed te doen als ons ook niet wordt
getoond waarin we kwaad hebben gedaan. De roede en de bestraf-
fing geeft wijsheid (Spr. 29:15). De terechtwijzingen die God ons
in Zijn voorzienig handelen geeft, zijn bedoeld om te onderwijzen:
Welgelukzalig is de man, o Heere, dien Gij tuchtigt, en dien Gij
leert uit Uw wet (Ps. 94:12). Maar velen die er niets tegen kunnen
doen dat ze gekastijd worden, weigeren de tucht en verwerpen die,
hoewel deze in de kastijding voor hen is bedoeld. Zij willen niet
één van de vele goede lessen leren die ze door de kastijding moeten
leren. In plaats daarvan twisten zij met hun Formeerder en slaan ze
de verzenen tegen de prikkels (Jes. 45:9; Hand. 9:5). Ze willen zich
niet naar de terechtwijzing voegen en niet beantwoorden aan het
doel ervan.
Zij verwerpen de tucht. Ze willen niet tegengehouden, niet geleid
worden. Ze willen niet gewaarschuwd worden.
Ze weigeren naar het onderwijs te luisteren. Ze keren het Woord
de rug toe. Ze willen niet gaan naar de plaats waar het verkondigd
wordt. Als het aan hen ligt, blijven ze weg. De Wijsheid roept, en zij
zorgen ervoor dat ze het roepen niet horen: de één gaat naar zijn
akker, de ander naar zijn koopmanschap. Een beetje vormendienst
in hun vroomheid, daar willen ze nog wel aan om hun geloofwaar-
digheid te handhaven en hun naam onder de mensen niet kwijt te
raken - maar de strikte en krachtige toepassing van het Woord, als
de ‘oordeler der gedachten en der overleggingen des harten’ (Hebr.
4:12) kunnen ze niet verdragen. Ze kunnen niet zo ver komen als
de hoorders van Ezechiël, voor wie diens prediking was als een ‘lied
der minne’ (Ezech. 33:32). Het was bekoorlijk, en toen ze het hoor-
den, heeft het geholpen om hen in slaap te sussen. Maar voor deze
mensen is het als het geluid van een trompet, een strijdsignaal. Hun