7
Inhoud
Ten geleide . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
9
1. De dwaasheid van het versmaden van onze ziel . . . . . .
11
spreuken 15:32:
Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel.
Het versmaden van de ziel - 19
De ziel onteren - 23
De ziel in gevaar gebracht - 35
De ziel verwaarlozen - 41
Het lichaam boven de ziel waarderen - 48
De dwaasheid om de ziel te versmaden aangetoond - 53
Het wezen van de ziel - 54
De ziel is de mens - 55
De waarde van de ziel - 57
Strijd om de ziel - 58
De ziel blijft bestaan - 60
Toepassing - 62
2. De dwaasheid van het verachten van onze wegen . . . . .
73
spreuken 19:16:
Die zijn wegen veracht, zal sterven.
Het verachten van onze weg - 86
Onbekommerd over het einde van onze wegen - 86
Onverschilligheid in het bepalen van onze wegen - 91
Wankelend en onvast voortgaan - 96
Als God niet wordt erkend - 98
Onoplettendheid - 100
Achteloosheid - 103
De dwaasheid en het gevaar om onze wegen te verachten
aangetoond - 106
God ziet onze wegen - 107
De listige vijand - 108
De ogen van velen - 109
Het afleggen van rekenschap - 111
De uitkomst van onze wegen - 113
Toepassing - 116