19
- 1 -
Z
AKEN
DIE
VOOR
EEN
BETER
VERSTAAN
VAN
DE
TOETSSTEEN
VOORAF
BEHANDELD
MOETEN WORDEN
V
OORDATwij direct over de vraag spreken, zullenwij enkele dingen
vooropstellen om het antwoord beter te kunnen begrijpen.
Het deelhebben aan Christus kan gekend worden
In de eerste plaats kanmen van zijn deel aanChristus, ofwel zijn staat der
genade, weet hebben.Men kan die met veel meer zekerheid kennen dan
men vermoedt. Ja, de kennis hiervan kan veel gemakkelijker verkregen
worden dan velen zich voorstellen. Want de Heere heeft de mens niet
alleen bevolen zijn deel aan Hem te kennen, als een zaak die wij kunnen
verkrijgen - ‘Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt’ (2 Kor. 13:5);
‘Daarom broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing
vast te maken’ (2 Petr. 1:10) - maar veel heiligen hebben deze duidelijke
overtuiging van hun deel aan Christus en aan God als hun God, ook
verkregen. Hoe dikwijls noemen zij Hem niet hun God en hun deel? En
hoe verzekerd is Paulus er niet van, dat niets hem kan scheiden van de
liefde van God? (Rom. 8:38, 39). Daaruit blijkt dat iemand kennis van
zijn genadestaat kan verkrijgen. En de kennis van de zaak die verkregen
kanworden, is geen fantasie of louter inbeelding,maar uiterst zeker.‘Gij
zijt toch onze Vader’ (Jes. 63:16), zegt de profeet bij monde van de Kerk.
Dit blijkt uit het volgende:
1. Het kan geen fantasie zijn, maar wel een zeer zekere kennis die een
weldenkend mens troost biedt in zijn grootste moeilijkheden. Zo ook
hier. Toen demensenDavidwilden stenigen, sterkte hij zich in deHeere
zijn God (1 Sam. 30:6). In Psalm 3:7 zegt hij: ‘Ik zal niet vrezen voor
tienduizenden des volks, die zich rondom tegen mij zetten.’ Vergelijk
deze woorden met vers 4: ‘Doch Gij, Heere, zijt een Schild voor mij,