Een nieuw lied

- 9 - snel zijn ze op de Markt. Dan ziet François het. Midden op het plein staat een brandstapel klaar. Twee jonge mannen staan erop, vastgebonden aan een paal. François huivert. Hij stoot Jacques aan, maar die heeft het al gezien. Hij staart strak naar de twee veroordeelden. Overal om hen heen zijn stemmen. Iedereen wil zijn zegje doen. ‘Wat een sufferds,’ zegt een man. ‘Ze hadden zich met heel dat nieuwe geloof niet moeten bezighouden. Kijk eens wat er nu van komt.’ ‘Ze hadden onze heilige moederkerk niet moeten tegenspreken,’ vindt een ander. ‘Wie denkt het nu beter te weten dan de paus en onze kardinalen en priesters? Die geleerde man- nen vertellen toch geen onzin?’ ‘Natuurlijk niet,’ roept weer een ander, ‘die kunnen als enigen de Bijbel goed uitleggen. Waarom...’ ‘Ach,’ onderbreekt iemand hem, ‘ze hebben hun oren naar die Maarten Luther laten hangen, je weet wel, die oproerkraaier uit Wittenberg. Als je zo iemand gaat volgen, gebeuren er zulke dingen.’ ‘Oproerkraaier? Geen sprake van,’ hoort François iemand naast zich zeggen. Hij heeft een rus- tige, maar gebiedende stem. Iedereen om hem heen zwijgt plotseling. ‘Nee, geen sprake van,’ herhaalt de man. ‘Maarten Luther zegt na wat er in de Bijbel staat. En we moeten alleen naar Gods Woord luisteren.’ François schrikt. Die man durft! Even blijft het stil, maar dan roepen allerlei stemmen weer door elkaar. ‘Wat!?’ ‘Kijk uit, dwaze tapijtwever. Ben jij soms ook al een ketter geworden?’ ‘Straks ga jij er ook aan, hoor.’ ‘Dat liever dan mijn geloof verloochenen,’ zegt de man. ‘Ik heb diep respect voor die jonge men- sen die daar op de brandstapel staan. Dat zijn oprechte kinderen van de Heere.’ ‘Jij schijnt veel over hen te weten. Hoe heten die twee eigenlijk?’ ‘Hendrik Voes en Johannes van Essen,’ antwoordt de tapijtwever. ‘Vertel eens wat meer over hen?’ François probeert geen woord te missen als de man verder vertelt.

RkJQdWJsaXNoZXIy OTA4OQ==