10
        
        
          van het appartement heeft gekregen. ‘Waar gaan we naartoe?’
        
        
          ‘Naar de Ramblas,’ antwoordt Karlijn gelijk.
        
        
          ‘Goed plan,’ vindt moeder. ‘Vinden de mannen dat ook?’
        
        
          ‘Ja.’ Bart gaat staan en rekt zich uit. ‘Ik moet naar buiten,
        
        
          anders val ik in slaap. Het was vanmorgen toch wel er-rug
        
        
          vroeg.’
        
        
          ‘Het is hier echt heerlijk,’ zegt Karlijn, als ze een kwartier later
        
        
          met z’n vieren langs de kraampjes slenteren. ‘Mooie gebou-
        
        
          wen, lekker weer, supergezellige straat, geen school ...’
        
        
          ‘Dat went snel,’ vermoedt Bart.
        
        
          ‘Dit?Wennen?’ Karlijn schudt haar hoofd. ‘Ik kan het me niet
        
        
          voorstellen.’
        
        
          Bart schiet in de lach. ‘Geen school went snel, ook bij jou.
        
        
          Dat weet ik echt zeker, ook al zit jij nog maar in de derde. Al
        
        
          die boeken die ik nog moet lezen ... Verschrikkelijk.’ Hij kijkt
        
        
          even waar vader en moeder zijn. ‘En dan ben ik zo slim om
        
        
          over samenvattingen te beginnen. Niet echt handig. Dat doet
        
        
          toch iedereen? Anders haal je het nooit. Trouwens ... het zijn
        
        
          allemaal saaie boeken. Als ze nou een paar gave thrillers op de
        
        
          lijst zetten, die zou ik nog wel lezen. Maar
        
        
          
            De aanslag
          
        
        
          .Weet je
        
        
          hoe saai dat is? Ik had het gekozen omdat het een lekker dun
        
        
          boekje is.’ Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik snapte het verhaal pas
        
        
          nadat ik de samenvatting had gelezen. Maar ik zal braaf tegen
        
        
          pa en ma zeggen dat ik alles lees.’ Hij kijkt nog een keer. ‘Waar
        
        
          zijn ze eigenlijk gebleven? Zo snel lopen we toch niet?’
        
        
          Karlijn gaat op haar tenen staan en kijkt zoekend rond. ‘Zijn
        
        
          ze ... Nee, kijk! Daar staan ze, vlak bij dat kraampje met dat
        
        
          rode zeil.Volgens mij zijn ze het niet eens met elkaar.’
        
        
          Bart zucht. ‘Het zijn ook net kinderen, je kunt ze niet eens
        
        
          even alleen laten.’ Hij geeft Karlijn een knipoog. ‘Wat doen
        
        
          we? Samen verder lopen, of wachten?’
        
        
          ‘Laten we maar naar ze toe gaan,’ vindt Karlijn. Ze ziet zelfs
        
        
          van deze afstand dat het gezicht van haar moeder op onweer