8
dicht. En toen hij eindelijk bijna sliep, ging de vrouw verzitten en
plette hem daarbij bijna tegen het raampje.
O, ze wordt wakker. Ze wrijft met haar handen langs haar ogen en
kijkt hem aan. ‘Zo knul, zo te voelen zijn we aan het landen. Moet
jij er op Bonaire uit?’
‘Nee, wij gaan verder naar Curaçao. Mijn ouders zitten in de rij
hiervoor.’ Hij knikt met zijn hoofd richting zijn ouders.
‘Curaçao is ook een prachtig eiland, maar er is meer ellende dan
op Bonaire,’ zegt de vrouw.
Daan knikt maar eens. Hij heeft geen idee wat de vrouw bedoelt.
Hoopvol stelt hij de vraag die hem al uren bezighoudt. ‘Gaat u er
op Bonaire uit?’
Ze lacht en zegt: ‘Gelukkig wel, want ik voel al m’n botten en spie-
ren. En slapen gaat altijd zo lastig in het vliegtuig.’
Daans mond valt open van verbazing. Hij had haar beter eerder
wakker kunnenmaken, dan had de vrouw ook slecht geslapen en
was zijn reis prettiger geweest. Wijselijk houdt hij zijn mond en
kijkt naar buiten. Dehelderblauwe oceaankomt steeds dichterbij.
Verschillende kleurenblauwen groen gevende diepten aan inhet
water. De stipjes die hij net zag, worden bootjes. En het strand is
al goed te zien.
Daan haalt opgelucht ademals de dame verdwenen is en voelt de
neiging inzichopkomenomhet laatste stukjeopallebei de stoelen
te gaan zitten. De tweede vlucht duurt maar een half uurtje. Hij
kan niet wachten om oom Jonathan te zien. Oom geeft hem vast
enzeker eendreun tegenzijnarmengaat eengrapjemaken. Tante
Lorena geeft hem natuurlijk een dikke smakzoen, terwijl ze weet
dat hij daar niet tegen kan.
Een trilling gaat door hem heen. Overmorgen is het zover. Dan
mag hij met oommee. Wat gaat het toch allemaal langzaam. Het
duurt nog zo lang voor het overmorgen is!
1,2,3 5,6,7,8,9,10