10
Debbie kijkt Mirja nadenkend aan. ‘Er zal toch niets met haar
aan de hand zijn?’
‘Kom.’
Ze rennen door het hoge gras in de richting van de stal, die tegen
de bosrand tussen wat struiken en bomen verscholen staat. Mirja
ziet een stukje verder een schuurtje staan.
Ze horen hard gehinnik en het geschraap van hoeven.
‘Er is echt iets aan de hand,’ zegt Debbie verschrikt.
‘Laila,’ roept Mirja.
Het hoofd van een bruine pony verschijnt boven het schot naast
de deur.
‘Wat kijk je verschrikt. Wij zijn er, Laila,’ zegt Mirja rustig, terwijl
ze voorzichtig dichter bij de pony probeert te komen. Laila schudt
wild met haar hoofd en briest.
Debbie verzet geen stap meer. Het hoge gras kriebelt aan haar
benen.
Mirja trekt haar vriendin mee naar de deur van de stal en zoekt
tussen de sleutels. ‘Welke sleutel moet ik hebben?’
‘Geef maar,’ zegt Debbie.
Terwijl Debbie tussen de sleutels zoekt, zet Mirja haar handen
in haar zij en kijkt naar de deur. ‘Waarom zit er zo’n groot slot
op die staldeur?’
Debbie haalt haar schouders op.
‘Hé, moet je kijken,’ zegt ze, terwijl ze de sleutel naar het sleutelgat
brengt. ‘Het lijkt wel of het slot beschadigd is.’
Mirja buigt zich naar voren en kijkt aandachtig mee. ‘Was dat
gisteren ook al zo?’
Debbie haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet. Niek heeft
toen de deur opengedaan.’
Mirja gaat met haar vingers langs het hout. ‘De deurpost is be-
schadigd. Er steken stukjes hout uit.’ Ze trekt een splinter weg.
1,2,3,4,5 7