9
Daar moet Debbie echt niet aan denken. Ze schudt deze nare
gedachten van zich af. Nee, ze vertelt het niet aan Mirja. Die zal
vast zeggen dat ze zich niet zo druk om Jasmijn moet maken.
Eerst maar afwachten. Ze zal het wel aan Kim vertellen. Zij moet
het zeker weten.
Al fietsend genieten ze van de mooie omgeving. Langs de bosrand
rijden ze naar weilanden van de buurman.
‘O, ik ben de sleutel van de stal toch niet vergeten?’ zegt Debbie
ineens geschrokken.
‘Natuurlijk ben je die vergeten,’ antwoordt Mirja serieus.
‘Echt?’ Debbie voelt in haar zakken.
Mirja doet de klep van haar schoudertas open en trekt de sleu-
telbos eruit. ‘Die hing nog aan het haakje in de woonkeuken.’
‘Gelukkig,’ zucht Debbie.
Als ze bij de weilanden van de buurman komen, remt Debbie af.
‘Mooi huisje, hè?’ Ze gebaart naar de grote bungalow met oprij-
laan in de verte.
Mirja knikt bewonderend.
‘De buurman heeft geen knappe zoon van onze leeftijd,’ zegt
Debbie, terwijl ze van haar fiets stapt en die tegen het hek zet.
‘Hè, dat is nou jammer,’ zegt Mirja lachend. ‘Maar gelukkig ken
ik genoeg knappe jongens.’
‘Eén knappe jongen, bedoel je,’ zegt Debbie. ‘Mijn lieve broer Niek.’
Ze ziet dat Mirja een kleur krijgt en snel haar poetsdoos van de
bagagedrager pakt. Haar roodbruine krullen vallen voor haar
gezicht. Als Debbie het hek opent, trekt Mirja aan haar arm. ‘Stil
eens, ik hoor iets.’
Debbie staat stil. In de verte hoort ze gebonk.
‘Het komt uit de richting van de stal,’ zegt ze zacht.
‘Volgens mij bonkt Laila met haar hoeven tegen de wand,’ zegt
Mirja.
1,2,3,4 6,7