13
Voorlezen
‘Mag Ron bij ons spelen?’ vraagt Sam op het schoolplein.
‘Ja hoor,’ zegt mama, ‘dat kanwel. Mag het van zijnmoeder ook?’
Sam loopt naar Ron en zijn moeder toe.
‘Prima hoor,’ zegt zijn moeder. ‘Ik kom je om vijf uur ophalen.’
Ron loopt met Sammee naar huis.
‘Wat zullen we gaan spelen?’ zegt Sam.
‘Kweenie,’ zegt Ron.
‘Ik weet wat,’ zegt Sam. ‘Heeft u nog dozen, mam?’
‘Kijk maar eens in de schuur,’ zegt mama.
Even later hebben ze alle dozen uit de schuur naar Sams kamer
gebracht.
‘We maken een dierenhotel!’ zegt Sam.
Ron maakt er met een schaar dierenhokken van en Sam zoekt al
haar knuffels bij elkaar. Ze zet ze in de hokken van Ron.
‘Leuk, hè?’ zegt Sam.
Ron haalt zijn schouders op. ‘Heb je geen echt dier om erin te
doen?’
Sam schudt haar hoofd. ‘Ik mag geen dier.’
‘Wat wil je hebben dan?’ zegt Ron.
‘Ik zou wel een poes willen,’ zegt Sam.
‘Dan moet je eerst vragen of je iets anders mag: iets groots of
gevaarlijks.’
‘Dat mag zeker niet!’
‘Misschien mag je dan wél een poes.’
Mama komt de kamer in. ‘Zo, gaat het goed hier?’ vraagt ze.
‘Mam, mag ik een olifant?’ zegt Sam.