11
duizendeuro. Enals iemandecht iets ergsdoet, bijvoorbeeld
kleine poesjes plagen, dan geeft Joris de duurste bekeuring
die hij heeft: een miljoen euro.
Jorisrentnaarbuiten.MaarRoosisalweg.Enerkomtniemand
aan. Niet op de fiets, nietmet de auto. Hoemoet dat noumet
zijn bekeuringen? Er staan wel auto’s langs de straatkant
geparkeerd. Dat kan natuurlijk ook.
Jorisgaatopzijntenenstaan. Alshij schuinoverdemotorkap
buigt, kan hij precies de ruitenwisser een stukje optillen.
Voorzichtig, want misschien kan zo’n ding wel knappen.
Snel houdt Joris een bon eronder en laat hij de ruitenwisser
weer los. Pats. De bon zit vastgeklemd. Vierhonderd euro,
leest Joris. Het is leuk om politieagent te zijn. En je wordt er
nog rijk van ook.
Snel loopt hij langs alle auto’s in de straat. De bekeuringen
zijn bijna op. Hij heeft er nog maar een.
VoorhethuisvanJorisstopteenzwarteauto.Hé,daar ispapa.
Hij stapt uit en praat met demeneer die achter het stuur zit.
Grijs haar. Wie is dat?
Papa zegt: ‘Dat lijkt me heel gezellig.’
Joris rent achter de auto langs.
‘Dan eten jullie dus morgen mee. Afgesproken,’ zegt papa.
‘Bedankt voor de lift.’ Met een klap gooit hij de autodeur
dicht. Bijna geruisloos komt de zwarte wagen in beweging.
‘Hoi pap!’
‘Hé, een agent in een jurk!’
‘Dit is een jas!’ In een keer heeft Joris een bromstem. Agent
Joris kijkt streng. ‘Wie was dat?’
‘Mijn baas.’
1,2,3,4,5,6 8,9,10