9
Zijn telefoon… Hij ligt niet op zijn bureau, niet in zijn la. Hij
duikt op zijn knieën. Ook niet onder zijn bed.
‘Ben je wat kwijt?’ Zijn moeder staat in de deuropening. ‘Toch
niet dat dure mobieltje, hè?’
Jos haalt zijn schouders op. ‘Waar is mijn broek van gisteren?’
‘Jij beseft de waarde van de dingen niet!Weet je niet meer hoe
krap we zaten toen je vader net weg was?’
‘Ja, ja…’ Jos vist zijn spijkerbroek uit de wasmand. In de ach-
terzak zit z’n telefoon.
Hij dendert de trap weer af. Zijn moeder komt ’m achterna.
‘Was hij er voor jou? Toen ik moest kiezen tussen zwemles of
een nieuwe winterjas voor jou?’
Met een ruk draait Jos zich om. ‘Laat het verleden toch rusten,
mam! Ik heb die scheiding van jullie niet veroorzaakt. Ik leef
nu en ik probeer er wat van te maken! Ik ga naar zijn zwem-
wedstrijd en hij komt naar mijn crosswedstrijden! Gewoon een
beetje aandacht voor elkaar.’ Hij hijst zijn rugzak op zijn rug.
Zijn moeder kijkt naar buiten.. ‘Ik wil gewoon niet dat je
teleurgesteld wordt, Jos.’
‘Ik ben om zes uur thuis,’ zegt Jos. Dan stapt hij de achtertuin
in.
In de bus is het druk. Er is nog een plekje vrij naast een oudere
dame, maar die heeft haar handtas op de lege stoel gezet.
‘Kan ik hier zitten?’ zegt hij.
De oude dame haalt snel haar tas weg.
‘O, sorry,’ zegt ze. ‘Ik had ’m op schoot moeten nemen.’
Jos ploft neer als de bus optrekt. Hij zoekt in zijn tas naar z’n
iPod.
‘Lust je een snoepje?’ zegt de dame naast hem.
Ze duwt hem een rol pepermunt onder zijn neus. Aarzelend
kijkt hij in het verwachtingsvolle gezicht van de dame.
‘Nou, alstublieft,’ zegt hij dan, terwijl hij een snoepje uit de rol
haalt. ‘Aardig van u!’