8
- 1 -
Aandacht
‘JE GAAT NIET naar die wedstrijd! Het mag niet, hoor je!’
‘Ik ga wel!’ Jos gaat gewoon door met het inpakken van zijn
rugzak.
‘Je moet naar school, Jos, anders krijg je er problemen mee.’
Jos haalt zijn schouders op. ‘Ik heb al gezegd dat ik zou gaan
en ze zeiden er niets van.’
‘Tegen wie heb je het gezegd?’ Jos’ moeder gaat voor hem
staan. ‘Dat wil ik wel weten als je mentor belt. Want ik kan
iedere keer de telefoontjes van school beantwoorden, als jij
weer met je vader op pad bent.’
Jos recht zijn rug en kijkt zijn moeder aan. ‘U weet hoe belang-
rijk het deze keer voor me is.’
Zijn moeder draait zich van hem weg. ‘Tegen wie heb je het
gezegd?’ zegt ze opnieuw, terwijl ze naar buiten staart.
‘Tegen De Vos van Engels,’ zegt Jos. ‘Hij had gehoord van de
wedstrijd en zei dat hij wel mee wilde. Hij is een fan van mijn
vader, zegt-ie.’
Moeder snuift door haar neus. ‘Toch nog iemand,’ zegt ze bij-
na onhoorbaar.
‘Het is niet eerlijk!’ valt Jos uit. ‘U wilt gewoon niet dat ik naar
deze wedstrijd ga, omdat u hem dwars wilt zitten. Maar het is
mijn laatste kans om mijn vader te zien zwemmen, mam. Dat
snapt u toch wel!’
‘Ik dacht dat hij er vorig jaar al mee gestopt was? Hij kon toch
niet meer op dat niveau meedoen?’
‘Daar gaat het vandaag niet om.Vandaag wordt zijn zwembad
geopend!’ Jos loopt de kamer uit en stampt de trap op.